Reglement van Orde voor de gemeenteraad van Hillegom 2023
Reglement van Orde voor de gemeenteraad van Hillegom 2023
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
- 1.
- 2.
De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Als er een minderheidsstandpunt is wordt hiervan melding gemaakt in dit advies.
- 3.
- 4.
- 5.
HOOFDSTUK 2: RAADSVERGADERINGEN
Artikel 9 Oproep, beschikbaarheid stukken en agenda
- 1.
- 2.
- 3.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep via het raadsinformatiesysteem aan eenieder beschikbaar gesteld. Stukken bedoeld in hoofdstuk Va, van de Gemeentewet worden via het besloten raadsinformatiesysteem aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.
- 4.
- 5.
- 6.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
- 6.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid regels stellen voor de spreektijd van de raadsleden en overige sprekers.
Artikel 21 Algemene bepalingen over stemming
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit brengt in de uitslag van de stemming echter geen verandering.
- 7.
Artikel 23 Stemming over personen
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Voor de uitslag van de stemming tellen alleen behoorlijk ingevulde stembriefjes mee. Niet behoorlijk ingevuld zijn in elk geval stembriefjes die blanco zijn of ondertekend, waarbij op meer dan één persoon is gestemd (tenzij de stemming verschillende vacatures betreft) of waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
- 5.
Artikel 24 Verslag en besluitenlijst
- 1.
- 2.
Het verslag bevat in ieder geval:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
- f.
- 3.
- 4.
De raadsleden, de voorzitter en overige personen die het woord hebben gevoerd, hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als het schriftelijke conceptverslag naar hun mening onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besloten is. Een voorstel tot verandering dient, tenminste 24 uur voor de vergadering waarin het verslag wordt vastgesteld, schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.
- 5.
- 6.
Paragraaf 4: Bevoegdheden en instrumenten van raadsleden
Artikel 28 Initiatiefvoorstellen
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Het voorstel wordt op de agenda van de eerstvolgende raadscommissie geplaatst, nadat het college wensen en bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of heeft laten weten hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid vermelde termijn verstreken is, tenzij de oproeping voor de raadscommissie al verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadscommissie geplaatst.
- 1.
Een raadslid kan de raad verlof vragen voor het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda. Een verzoek hiertoe wordt minimaal 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering via de griffier ingediend bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Artikel 31 Verantwoording externe vertegenwoordigingen
- 1.
Ieder lid van de raad kan aan een raadslid dat door de gemeenteraad is benoemd tot lid van het algemeen bestuur van een orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of is benoemd in een andere organisatie, mondelinge en schriftelijke vragen stellen. De regels voor mondelinge en schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 16 en 31, zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 6: Geheimhouding en besloten raadsvergadering
Artikel 35 Nadere regels over delen van geheime informatie
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Als nadere regels als bedoeld in artikel 88, lid 6, van de wet, mag het college of de burgemeester informatie delen met derden wanneer het college of de burgemeester dit noodzakelijk acht voor het dagelijks bestuur van de gemeente. Het betreffende bestuursorgaan maakt van het delen van de informatie melding aan de raad.
Artikel 36 Opheffen geheimhouding van geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Aldus besloten in de vergadering van 29 juni 2023.
Mw. Drs. Y.P.A. Hermans
griffier
Dhr. A. van Erk
voorzitter
Artikelsgewijze toelichting op het Reglement van orde voor de gemeenteraad van Hillegom
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad kan een ander lid van de raad als waarnemer kiezen. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Het presidium heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol. Het kan besluitvormingsprocessen evalueren en voorstellen aan de raad doen tot aanpassing van werkwijzen. Daarnaast vervangt het presidium het voormalige seniorenconvent als aanspreekpunt voor de burgemeester over vertrouwelijke zaken.
Het is van belang dat in het presidium elke fractie een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid GW). Hij is in elke vergadering van de raad aanwezig (artikel 107b GW). In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in dit reglement een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslagingen.
Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de basisregistratie Personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en - datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht bij de toelating van het nieuwe benoemde raadslid.
Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven een extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang om dat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus.
Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Artikel 5 Benoeming wethouders
Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De onverenigbare functies en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
De wet heeft bepaald dat kandidaat-wethouders een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten overleggen. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. De burgemeester kan bij de benoeming van een wethouder opdracht geven tot een risicoanalyse integriteit.
De Gemeentewet kent het begrip ‘fractie’ niet maar gaat in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie- ondersteuning). Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de volksvertegenwoordigers naar eigen overtuiging handelen en bij stemmingen niet gebonden zijn aan een lastgeving.
Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel behoort dan ook niet toe aan een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger. Deze heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.
Een nieuwe naamvoering van een fractie levert soms problemen op, bijvoorbeeld doordat een naam wordt gekozen die sterk lijkt op de naam van een al bestaande fractie. Daarom is bepaald dat de naam getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Als de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen vindt deze toetsing ook plaats.
Het raadspreekuur biedt inwoners, maar ook anderen, de gelegenheid om geruime tijd in gesprek te gaan met een afvaardiging van de raad, waarin elke fractie vertegenwoordigd is. Dit heeft voordelen ten opzichte van het in tijd beperkte spreekrecht. Tijdens het raadspreekuur kan discussie gevoerd worden, wat bij het spreekrecht niet is toegestaan.
Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen
In beginsel worden alle raadsvoorstellen eerst geagendeerd voor de raadscommissie. Deze adviseert de raad over de behandelwijze (hamerstuk of bespreekstuk of afvoeren van de agenda). Hiermee kan de voorlopige agenda van de raad worden opgesteld.
In bijzondere of spoedeisende gevallen kan een raadsvoorstel rechtstreeks op de voorlopige raadsagenda geplaatst worden.
Artikel 9 Oproep en beschikbaarheid stukken
In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Dit kan per post of op een andere wijze, bijvoorbeeld e-mail. De in hoofdstuk Va bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd.
De griffier stelt de voorlopige agenda van de raadsvergadering op, maar uiteindelijk bepaalt de raad zijn eigen agenda. Hieruit vloeit ook voort dat het college niet meer zelf kan beslissen over de behandeling van een voorstel dat het aan de raad heeft aangeboden en dat op de voorlopige agenda staat vermeld (lid vijf).
Dit artikel heeft tot doel de raad een actieve rol te geven in de agendering en geeft het individuele raadslid invloed op de raadsagenda.
Als er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing. Dit betekent dat het voorstel bij stakende stemmen is verworpen.
Artikel 10 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20
Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 13 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet hebben de burgemeester en de wethouders het recht deel te nemen aan de beraadslagingen.
De bepaling van artikel 13 is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. In artikel 3 is bepaald dat de griffier op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen kan deelnemen.
Artikel 14 Spreekrecht burgers
Het raadspreekuur en het spreekrecht in de raadscommissie zijn meer geschikt om invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de raad. Toch is het spreekrecht in de raadsvergadering gehandhaafd omdat sommigen het op prijs stellen de gehele gemeenteraad toe te spreken tijdens een openbare vergadering. Voor de goede orde is een aantal onderwerpen van het spreekrecht uitgezonderd. In het derde lid is bepaald dat een inspreker zich ten minste 24 uur voor de vergadering dient aan te melden.
Hierdoor wordt het mogelijk het beoogde onderwerp te toetsen aan de bepalingen van het tweede lid.
Het recht van een raadslid om mondeling (of schriftelijk) vragen te stellen aan het college of de burgemeester is vastgelegd in artikel 155 eerste lid Gemeentewet. Volgens artikel 169 derde lid en artikel 180 derde lid Gemeentewet zijn zij verplicht te antwoorden, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang. Als het openbaar maken van een antwoord in strijd zou zijn met de Wet open overheid, kan het college of de burgemeester over de verstrekte informatie geheimhouding opleggen.
Over aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld voor kennisgeving aannemen, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk aanleiding is tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dienen deze op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 17 Aantal spreektermijnen
Als de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit laat onverlet dat hij een portefeuillehouder de gelegenheid kan bieden te antwoorden na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de raadsleden.
Artikel 19 Sluiting beraadslaging
Mede in verband met het eventueel afleggen van stemverklaringen, is het van belang dat de voorzitter aangeeft wanneer de beraadslaging gesloten is.
Dit artikel impliceert dat geen stemverklaring meer kan worden afgelegd als de stemming al begonnen is. Hierdoor wordt voorkomen dat een stemverklaring de raadsleden die nog moeten stemmen beïnvloedt, terwijl degenen die al gestemd hebben de stemverklaring niet hebben kunnen meewegen bij hun stemgedrag.
Artikel 21 Algemene bepalingen over stemming
Als een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, dat een hoofdelijke stemming verplicht stelt.
De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet (GW). In alle andere gevallen is een raadslid verplicht een standpunt in te nemen en te stemmen. De afweging om al dan niet af te zien van deelname aan stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet is aan het raadslid zelf. Artikel 28 GW hangt samen met artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De jurisprudentie hierover dwingt raadsleden tot een zorgvuldige afweging.
Uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State impliceren dat
- -
- -
- -
- -
- -
een raadslid dat een bedrijf heeft in een bestemmingsplangebied, over dit bestemmingsplan het woord heeft gevoerd en een amendement heeft ingediend, geen strijdigheid met art. 2:4 Awb of 28 Gemeentewet heeft veroorzaakt door mee te stemmen, nu het amendement geen betrekking had op het bestreden aspect van het plan en bovendien verworpen is (zaak Steenbergen 2015).
Bij benoemingen dient een raadslid zich van stemming te onthouden als hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht (zie toelichting bij artikel 24) of bij een herstemming is beperkt.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Als de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 22 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 27 en 28 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Wel is de mogelijkheid opgenomen dat de raad de volgorde omdraait. In bijzondere gevallen kan het zijn dat het al dan niet aannemen van een motie voor een raadslid bepalend is voor zijn standpunt over het onderliggende voorstel. In dat geval kan de raad besluiten eerst over de motie te stemmen.
Artikel 23 Stemming over personen
Artikel 31 eerste lid van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een niet behoorlijk ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.
Artikel 24 Verslag en besluitenlijst
Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet).
Andere vormen van verslaglegging dan een schriftelijk verslag zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld een geluidsopname van de raadsvergadering, met een overzicht van de sprekers en de onderwerpen.
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om het verslag op te stellen en dit, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen en om voorstellen tot wijziging van het verslag in ontvangst te nemen. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State).
Onder “het woord voeren” wordt in het derde lid niet begrepen het gebruik maken van het spreekrecht volgens artikel 15. Insprekers krijgen geen schriftelijk conceptverslag toegestuurd omdat daarin alleen het onderwerp van hun bijdrage wordt vermeld. Zij worden vooraf gewezen op het openbare audioverslag.
Paragraaf 4 Rechten van raadsleden
Artikel 25 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een
voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 23.
Een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Over een motie wordt een apart besluit genomen.
In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt, in artikel 49. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Als hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.
Artikel 28 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is in artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend.
De mogelijkheid om zonder drempelsteun een initiatiefvoorstel in te dienen stelt ook kleine fracties en individuele raadsleden in staat actief deel te nemen aan de effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door de raad. Het recht van initiatief betekent niet dat een individueel raadslid kan bepalen dat de raad over een bepaald voorstel een besluit moet nemen. Bij de vaststelling van de raadsagenda is het immers de raad die besluit welke voorstellen daadwerkelijk worden behandeld.
Het vierde lid van artikel 147a Gemeentewet bepaalt dat de raad pas een besluit mag nemen over een initiatiefvoorstel nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Uiteraard moet het college daarvoor een redelijke termijn krijgen.
Zie ook de toelichting bij artikel 16.
Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is ook gebaseerd op artikel 155 van de Gemeentewet. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp het college of de burgemeester ter verantwoording te roepen.
Omdat de interpellatie een zwaarder instrument is, is drempelsteun nodig.
De raad kan zelf bepalen welke steun vereist is voor het houden van een interpellatie. In de Tweede Kamer volstaat de ondersteuning door ten minste een vijfde van de leden. De modelverordening van de VNG stelt ondersteuning door een meerderheid van de raad als eis. In dit reglement van orde is aangesloten bij de werkwijze in de Tweede Kamer.
Artikel 30 Schriftelijke vragen
Zie ook de toelichting bij artikel 16.
Schriftelijke vragen hebben als doel naast informatie ook de opvattingen van het college of de burgemeester over een bepaalde kwestie te vernemen, voornamelijk vanuit de controlerende rol van de raad. Dit gaat dus verder dan het verkrijgen van feitelijke informatie. Vanwege het politieke karakter, stelt het college de beantwoording van aan hem gerichte vragen formeel vast.
Artikel 31 Verantwoording externe vertegenwoordigingen
Leden van de raad, die door de raad zijn aangewezen als lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling of andere organisatie, verrichten aldaar hun taak als vertegenwoordiger van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
Paragraaf 5 Toehoorders en media
Artikel 32 Toehoorders en media
De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven aangevuld door artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.
Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de raadsvergaderingen in principe openbaar zijn, kunnen onder andere radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden worden met de
privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.
Paragraaf 6: Geheimhouding en besloten raadsvergadering
Artikel 34 Opleggen geheimhouding
De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen op informatie. Voor de lezer/ontvanger moet het vervolgens wel duidelijk zijn dat het geheime informatie is. Daarom moet dit duidelijk op de informatie gemeld worden.
Artikel 35 Nadere regels over delen van geheime informatie
Als de gemeenteraad spreekt over onderwerpen waar informatie bij hoort die geheimhouding is dan wordt deze via het besloten raads- en informatiesysteem met de raadsleden gedeeld. Het college kan niet meer geheime informatie delen met een deel van de raad. De hele raad heeft recht op dezelfde geheime informatie.
Als de raad geheime informatie ontvangt van het college, de burgemeester of de raadscommissie dan kan volgens artikel 88, lid 6 van de wet, alleen de raad, daarna deze informatie nog delen met andere personen of instantietjes. Het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd en de informatie met de raad heeft gedeeld mag dat niet meer. De raad mag hier van de wet wel nadere regels over opstellen. Artikel 36, lid 5, van dit reglement geeft het college de mogelijkheid om geheime informatie te delen als zij dat nodig vinden voor het dagelijkse bestuur van de gemeente. Dit is een hele ruime bevoegdheid om knellende situaties te voorkomen. Het college laat de raad wel weten wanneer het college van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Artikel 36 Opheffen geheimhouding van geheimhouding
Als het college, de burgemeester of de raadscommissie informatie waar geheimhouding op rust deelt met de raad, dan mag alleen de raad de geheimhouding hierop opheffen. Voordat de raad hierover een besluit neemt moet de raad van de wet hierover eerst overleg voeren met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.
Artikel 37 Besloten vergaderingen
De raad vergadert besloten wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
Als de raad besloten vergadert zijn het verslag en alles wat besproken is geheim. De raad kan deze geheimhouding wel opheffen.