Ga naar de inhoud

Reglement van Orde voor de gemeenteraad van Hillegom 2023

Publicatiedatum:
vrijdag 7 juli 2023
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
beleidsregel



Reglement van Orde voor de gemeenteraad van Hillegom 2023

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of zijn plaatsvervanger.

  • b.

    griffier: de griffier of zijn plaatsvervanger;

  • c.

    bespreekstuk: voorstel waarover de raad een besluit neemt na beraadslaging in de raadsvergadering;

  • d.

    hamerstuk: voorstel waarover de raad een besluit neemt zonder beraadslaging in de raadsvergadering;

  • e.

    amendement: voorstel tot wijziging van een conceptbesluit naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • f.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een amendement naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • g.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid tot het nemen van een raadsbesluit;

  • i.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan een portefeuillehouder of burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

Artikel 2 Presidium

  • 1.

    Er is een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters of hun plaatsvervangers.

  • 2.

    De burgemeester is voorzitter van het presidium en heeft een adviserende stem.

  • 3.

    De griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig en heeft een adviserende stem.

  • 4.

    De leden van het presidium hebben in de vergaderingen elk één stem.

  • 5.

    De vergaderingen van het presidium kunnen doorgang vinden als meer dan de helft van de fracties vertegenwoordigd is.

  • 6.

    Het presidium heeft als taak

    • a.

      het bespreken van de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies;

    • b.

      het vaststellen van het jaarlijkse vergaderschema;

    • c.

      het vaststellen van de procedures voor voorbereiding, onderzoek en vaststelling van de Programmabegroting en Programmarekening door de raad, onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet.

  • 7.

    De agenda en het verslag van het presidium zijn openbaar. De vergadering is besloten.

Artikel 3 Griffier

De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de toelating van nieuw benoemde raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Als er een minderheidsstandpunt is wordt hiervan melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau vindt plaats in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie voor de geloofsbrieven in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet. De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 3.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over de conclusie daarvan verslag uit aan de raad via de commissie van geloofsbrieven.

Artikel 6 Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als er geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam de fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Als een fractie een andere naam wil voeren deelt zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter. De nieuwe naam dient te voldoen aan de eisen van artikel G 3 van de Kieswet.

  • 6.

    Met de onder 4 en 5 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 7 Raadspreekuur

  • 1.

    De raad houdt in principe een keer per maand spreekuur.

  • 2.

    De mogelijkheid tot het bezoeken van het raadspreekuur wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

  • 3.

    Elke fractie is bij het raadspreekuur vertegenwoordigd door één raadslid of burgerlid. De fractievertegenwoordigers wijzen uit hun midden een voorzitter aan.

  • 4.

    Aanmelding voor het raadspreekuur dient uiterlijk 24 uur voor aanvang bij de griffie plaats te vinden onder vermelding van naam, adres, telefoonnummer en gespreksonderwerp.

HOOFDSTUK 2: RAADSVERGADERINGEN

Paragraaf 1 Voorbereiding

Artikel 8 Voorlopige agenda

De griffier stelt de voorlopige agenda op volgens de adviezen van de raadscommissie.

Artikel 9 Oproep, beschikbaarheid stukken en agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - tenminste 7 dagen voor een vergadering de raadsleden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde oproep wordt gelijktijdig ter informatie verzonden aan de leden van het college. Zij worden geacht voor alle vergaderingen van de raad te zijn uitgenodigd.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep via het raadsinformatiesysteem aan eenieder beschikbaar gesteld. Stukken bedoeld in hoofdstuk Va, van de Gemeentewet worden via het besloten raadsinformatiesysteem aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

  • 4.

    Als op een later tijdstip stukken beschikbaar worden gesteld, of een aanvullende agenda wordt opgesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de raadsleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt. De bijbehorende stukken worden gelijktijdig via het (besloten) raadsinformatiesysteem beschikbaar gesteld.

  • 6.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een raadslid, of de voorzitter, of op advies van de raadscommissie kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Openbare raadsvergaderingen worden op de voor de gemeente gebruikelijke wijze bekend gemaakt met vermelding op de gemeentelijke website.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats en voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het bezoeken van het raadspreekuur en uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 7 en 14.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen volstaat de publicatie op het raadsinformatiesysteem.

     

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 11 Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder raadslid de presentielijst.

  • 2.

    Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 12 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de raadsleden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Als daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien.

  • 3.

    De wethouders en de gemeentesecretaris hebben een vaste zitplaats in de raadzaal.

Artikel 13 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 14 Inspreekrecht

  • 1.

    Elke persoon en/of groepering woonachtig, gevestigd of op een andere wijze belanghebbende in de gemeente Hillegom kunnen in een openbare vergadering maximaal 5 minuten het woord te voeren over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een onderwerp dat niet tot het werkterrein van de gemeente behoort;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Het is een inspreker, behoudens uitzonderlijke situaties, niet toegestaan om over één onderwerp tijdens meerdere openbare vergaderingen in te spreken.

  • 4.

    Degenen die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit voor 12 uur op de dag van de vergadering aan de griffie. Zij vermelden hun naam, adres en telefoonnummer of e-mailadres en het onderwerp waarover zij willen spreken.

  • 5.

    De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De raadsleden kunnen aan insprekers korte, verhelderende vragen stellen. Er vindt geen discussie met insprekers plaats.

Artikel 15 Vragenkwartier

  • 1.

    Raadsleden kunnen mondeling korte, actuele politieke vragen stellen aan het college bij het agendapunt Vragenkwartier over onderwerpen die niet op de agenda staan.

  • 2.

    Het raadslid dat hiervan gebruik wil maken, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk om 12 uur op de dag van de vergadering bij de griffie.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenkwartier aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven. Na de beantwoording daarvan krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • De voorzitter kan aan andere raadsleden het woord verlenen om aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 5.

    Tijdens het vragenkwartier kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 16 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt via het raadsinformatiesysteem openbaar gemaakt.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van de voorzitter en de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 17 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een raadslid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een spreker over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 18 Spreektijd

De raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid regels stellen voor de spreektijd van de raadsleden en overige sprekers.

Artikel 19 Sluiting beraadslaging

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat de raad zich over een onderwerp of voorstel voldoende heeft beraden, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Na de beraadslaging en de beslissing over eventuele amendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.

Artikel 20 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder raadslid het recht zijn voorgenomen stemgedrag toe te lichten.

 

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 21 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    Als geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen in de vergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Er wordt hoofdelijk gestemd als een of meer raadsleden hierom vragen.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het raadslid dat daarvoor bij loting is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengt ieder ter vergadering aanwezig raadslid dat zich niet op grond van artikel 28 Gemeentewet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit door ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit brengt in de uitslag van de stemming echter geen verandering.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee.

Artikel 22 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd en vervolgens over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    Als twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming gebracht.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 23 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor een benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stemcommissie.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig raadslid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Voor de uitslag van de stemming tellen alleen behoorlijk ingevulde stembriefjes mee. Niet behoorlijk ingevuld zijn in elk geval stembriefjes die blanco zijn of ondertekend, waarbij op meer dan één persoon is gestemd (tenzij de stemming verschillende vacatures betreft) of waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 5.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

Artikel 24 Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Het verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de ter vergadering aanwezige raadsleden evenals van de raadsleden die afwezig waren en van de aanwezige wethouders;

    • b.

      de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 13 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een vermelding van de namen van de raadsleden die een stemverklaring hebben afgelegd;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • f.

      het dictum van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

  • 3.

    Het schriftelijke conceptverslag wordt gelijktijdig toegezonden aan de raadsleden en overige personen die het woord hebben gevoerd.

  • 4.

    De raadsleden, de voorzitter en overige personen die het woord hebben gevoerd, hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als het schriftelijke conceptverslag naar hun mening onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besloten is. Een voorstel tot verandering dient, tenminste 24 uur voor de vergadering waarin het verslag wordt vastgesteld, schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 5.

    Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna de voorzitter en de griffier het verslag ondertekenen.

  • 6.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzetten, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website.

     

Paragraaf 4: Bevoegdheden en instrumenten van raadsleden

Artikel 25 Voorstellen van orde

  • 1.

    Raadsleden kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 26 Amendementen

  • 1.

    Ieder raadslid dat in de vergadering aanwezig is kan tijdens de beraadslagingen amendementen op het voorgestelde besluit indienen.

  • 2.

    Ieder raadslid dat in de vergadering aanwezig is kan subamendementen op een ingediend amendement indienen.

  • 3.

    Een (sub)amendement moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    De indiener kan een (sub)amendement intrekken totdat de besluitvorming erover door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 27 Moties

  • 1.

    Ieder raadslid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een onderwerp dat in behandeling is, vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt in beginsel plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Ieder raadslid heeft het recht voorstellen voor een raadsbesluit aan de raad te doen (initiatiefvoorstel).

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de griffier worden ingediend. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en het college.

  • 3.

    Het college kan, binnen drie weken na ontvangst van het voorstel, schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 4.

    Het voorstel wordt op de agenda van de eerstvolgende raadscommissie geplaatst, nadat het college wensen en bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of heeft laten weten hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid vermelde termijn verstreken is, tenzij de oproeping voor de raadscommissie al verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadscommissie geplaatst.

Artikel 29 Interpellaties

  • 1.

    Een raadslid kan de raad verlof vragen voor het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda. Een verzoek hiertoe wordt minimaal 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering via de griffier ingediend bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.

  • 2.

    Indien naar oordeel van de voorzitter het verzoek een spoedeisend karakter heeft, geldt de deadline van 48 uur voor de vergadering niet.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college.

  • 4.

    Het verzoek wordt bij vaststelling van de agenda in de eerstvolgende raadsvergadering in stemming gebracht.

  • 5.

    Verlof wordt verleend als het verzoek wordt gesteund door tenminste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 6.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 30 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier. Zij geven hierbij aan of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college.

  • 3.

    Beantwoording van de gestelde vragen vindt zo spoedig mogelijk plaats.

    • a.

      Schriftelijke beantwoording vindt in ieder geval binnen dertig dagen na ontvangst van de vragen door het college.

    • b.

      Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, als de vragen ten minste 48 uur voor aanvang van deze vergadering zijn ontvangen.

    • c.

      Als beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of het college gegeven antwoord.

Artikel 31 Verantwoording externe vertegenwoordigingen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan aan een raadslid dat door de gemeenteraad is benoemd tot lid van het algemeen bestuur van een orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of is benoemd in een andere organisatie, mondelinge en schriftelijke vragen stellen. De regels voor mondelinge en schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 16 en 31, zijn van overeenkomstige toepassing.

  •  

Paragraaf 5: Toehoorders en media

Artikel 32 Toehoorders en media

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de media wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken melden dit aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

 

Paragraaf 6: Geheimhouding en besloten raadsvergadering

Artikel 34 Opleggen geheimhouding

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen op informatie.

  • 2.

    Op de in het eerste lid genoemde informatie wordt op passende wijze kenbaar gemaakt dat deze geheim is.

Artikel 35 Nadere regels over delen van geheime informatie

  • 1.

    Indien voor de raadsvergadering onderwerpen worden geagendeerd waarbij informatie gedeeld moet worden waarop geheimhouding is opgelegd, wordt deze informatie gepubliceerd op het besloten deel van het raadsinformatiesysteem.

  • 2.

    Indien voor een commissievergadering een voorstel wordt geagendeerd dat informatie bevat waarop geheimhouding is opgelegd of waarbij informatie moet worden betrokken waarop geheimhouding is opgelegd, wordt deze informatie ook beschikbaar gesteld voor de burgerleden.

  • 3.

    Als het college of de burgemeester schriftelijk geheime informatie verstrekt aan een commissie waar tevens raadsleden deel van uitmaken wordt deze informatie gedeeld met alle raadsleden.

  • 4.

    Indien het college, de burgemeester of een commissie geheime informatie deelt met de raad, is alleen de raad bevoegd deze informatie te delen met derden.

  • 5.

    Als nadere regels als bedoeld in artikel 88, lid 6, van de wet, mag het college of de burgemeester informatie delen met derden wanneer het college of de burgemeester dit noodzakelijk acht voor het dagelijks bestuur van de gemeente. Het betreffende bestuursorgaan maakt van het delen van de informatie melding aan de raad.

Artikel 36 Opheffen geheimhouding van geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 37 Besloten vergaderingen

  • 1.

    De raad vergadert besloten wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of wanneer de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 2.

    Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

  • 3.

    Als de raad besloten vergadert geldt op grond van artikel 23, lid 4 van de wet een verplichting tot geheimhouding op de informatie die in de vergadering wordt besproken. Deze verplichting tot geheimhouding duurt tot de raad haar opheft.

  • 4.

    In tegenstelling tot artikel 24 van het Reglement van Orde zijn de verslagen van besloten vergaderingen geheim. De verslagen worden vastgesteld door de raad in zijn volgende vergadering. De verplichting tot geheimhouding duurt tot de raad haar opheft.

HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 39 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking de dag nadat het is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de gemeenteraad van de gemeente Hillegom vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2016.

  • 3.

    Dit reglement wordt aangehaald als ‘Reglement van orde Hillegom 2023’.

Aldus besloten in de vergadering van 29 juni 2023.

Mw. Drs. Y.P.A. Hermans

griffier

Dhr. A. van Erk

voorzitter

Artikelsgewijze toelichting op het Reglement van orde voor de gemeenteraad van Hillegom

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad kan een ander lid van de raad als waarnemer kiezen. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 2 Presidium

Het presidium heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol. Het kan besluitvormingsprocessen evalueren en voorstellen aan de raad doen tot aanpassing van werkwijzen. Daarnaast vervangt het presidium het voormalige seniorenconvent als aanspreekpunt voor de burgemeester over vertrouwelijke zaken.

Het is van belang dat in het presidium elke fractie een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.

 

Artikel 3 Griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid GW). Hij is in elke vergadering van de raad aanwezig (artikel 107b GW). In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in dit reglement een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslagingen.

 

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de basisregistratie Personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en - datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Eerste lid

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht bij de toelating van het nieuwe benoemde raadslid.

Derde lid

Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven een extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang om dat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus.

Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

 

Vierde en vijfde lid

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 5 Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De onverenigbare functies en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

De wet heeft bepaald dat kandidaat-wethouders een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten overleggen. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. De burgemeester kan bij de benoeming van een wethouder opdracht geven tot een risicoanalyse integriteit.

 

Artikel 6 Fracties

De Gemeentewet kent het begrip ‘fractie’ niet maar gaat in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie- ondersteuning). Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de volksvertegenwoordigers naar eigen overtuiging handelen en bij stemmingen niet gebonden zijn aan een lastgeving.

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel behoort dan ook niet toe aan een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger. Deze heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

Vijfde lid

Een nieuwe naamvoering van een fractie levert soms problemen op, bijvoorbeeld doordat een naam wordt gekozen die sterk lijkt op de naam van een al bestaande fractie. Daarom is bepaald dat de naam getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Als de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen vindt deze toetsing ook plaats.

 

Artikel 7 Raadspreekuur

Het raadspreekuur biedt inwoners, maar ook anderen, de gelegenheid om geruime tijd in gesprek te gaan met een afvaardiging van de raad, waarin elke fractie vertegenwoordigd is. Dit heeft voordelen ten opzichte van het in tijd beperkte spreekrecht. Tijdens het raadspreekuur kan discussie gevoerd worden, wat bij het spreekrecht niet is toegestaan.

 

Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen

 

Paragraaf 1 Voorbereiding

 

Artikel 8 Voorlopige agenda

In beginsel worden alle raadsvoorstellen eerst geagendeerd voor de raadscommissie. Deze adviseert de raad over de behandelwijze (hamerstuk of bespreekstuk of afvoeren van de agenda). Hiermee kan de voorlopige agenda van de raad worden opgesteld.

In bijzondere of spoedeisende gevallen kan een raadsvoorstel rechtstreeks op de voorlopige raadsagenda geplaatst worden.

 

Artikel 9 Oproep en beschikbaarheid stukken

In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Dit kan per post of op een andere wijze, bijvoorbeeld e-mail. De in hoofdstuk Va bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd.

De griffier stelt de voorlopige agenda van de raadsvergadering op, maar uiteindelijk bepaalt de raad zijn eigen agenda. Hieruit vloeit ook voort dat het college niet meer zelf kan beslissen over de behandeling van een voorstel dat het aan de raad heeft aangeboden en dat op de voorlopige agenda staat vermeld (lid vijf).

Dit artikel heeft tot doel de raad een actieve rol te geven in de agendering en geeft het individuele raadslid invloed op de raadsagenda.

Als er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing. Dit betekent dat het voorstel bij stakende stemmen is verworpen.

 

Artikel 10 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Paragraaf 2 Ter vergadering

 

Artikel 11 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20

Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

 

Artikel 12 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 13 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet hebben de burgemeester en de wethouders het recht deel te nemen aan de beraadslagingen.

De bepaling van artikel 13 is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. In artikel 3 is bepaald dat de griffier op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen kan deelnemen.

 

Artikel 14 Spreekrecht burgers

Het raadspreekuur en het spreekrecht in de raadscommissie zijn meer geschikt om invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de raad. Toch is het spreekrecht in de raadsvergadering gehandhaafd omdat sommigen het op prijs stellen de gehele gemeenteraad toe te spreken tijdens een openbare vergadering. Voor de goede orde is een aantal onderwerpen van het spreekrecht uitgezonderd. In het derde lid is bepaald dat een inspreker zich ten minste 24 uur voor de vergadering dient aan te melden.

Hierdoor wordt het mogelijk het beoogde onderwerp te toetsen aan de bepalingen van het tweede lid.

 

Artikel 15 Vragenkwartier

Het recht van een raadslid om mondeling (of schriftelijk) vragen te stellen aan het college of de burgemeester is vastgelegd in artikel 155 eerste lid Gemeentewet. Volgens artikel 169 derde lid en artikel 180 derde lid Gemeentewet zijn zij verplicht te antwoorden, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang. Als het openbaar maken van een antwoord in strijd zou zijn met de Wet open overheid, kan het college of de burgemeester over de verstrekte informatie geheimhouding opleggen.

 

Artikel 16 Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld voor kennisgeving aannemen, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk aanleiding is tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dienen deze op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

 

Artikel 17 Aantal spreektermijnen

Als de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit laat onverlet dat hij een portefeuillehouder de gelegenheid kan bieden te antwoorden na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

 

Artikel 18 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de raadsleden.

 

Artikel 19 Sluiting beraadslaging

Mede in verband met het eventueel afleggen van stemverklaringen, is het van belang dat de voorzitter aangeeft wanneer de beraadslaging gesloten is.

 

Artikel 20 Stemverklaring

Dit artikel impliceert dat geen stemverklaring meer kan worden afgelegd als de stemming al begonnen is. Hierdoor wordt voorkomen dat een stemverklaring de raadsleden die nog moeten stemmen beïnvloedt, terwijl degenen die al gestemd hebben de stemverklaring niet hebben kunnen meewegen bij hun stemgedrag.

 

Paragraaf 3 Stemmingen

 

Artikel 21 Algemene bepalingen over stemming

Eerste lid

Als een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, dat een hoofdelijke stemming verplicht stelt.

Tweede lid

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet (GW). In alle andere gevallen is een raadslid verplicht een standpunt in te nemen en te stemmen. De afweging om al dan niet af te zien van deelname aan stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet is aan het raadslid zelf. Artikel 28 GW hangt samen met artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De jurisprudentie hierover dwingt raadsleden tot een zorgvuldige afweging.

Uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State impliceren dat

  • -

    achteraf het in het midden kan blijven of een raadslid een persoonlijk belang had als zijn stem niet doorslaggevend was (zaak Bladel 2010);

  • -

    ingevolge art. 2:4 tweede lid Awb ook de schijn van belangenverstrengeling dient te worden vermeden; (zaak Loenen 2011);

  • -

    voor de beoordeling of art. 2:4 Awb of art. 28 GW geschonden is, doorslaggevend is of het mogelijk belanghebbende raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed (zaak Graft-De Rijp 2013);

  • -

    een raadslid dat een zienswijze over een ontwerpplan heeft ingediend, strijdigheid met art. 2:4 Awb kan voorkomen door niet aan de beraadslaging deel te nemen en niet mee te stemmen (zaak Waalwijk 2014);

  • -

    een raadslid dat een bedrijf heeft in een bestemmingsplangebied, over dit bestemmingsplan het woord heeft gevoerd en een amendement heeft ingediend, geen strijdigheid met art. 2:4 Awb of 28 Gemeentewet heeft veroorzaakt door mee te stemmen, nu het amendement geen betrekking had op het bestreden aspect van het plan en bovendien verworpen is (zaak Steenbergen 2015).

Bij benoemingen dient een raadslid zich van stemming te onthouden als hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht (zie toelichting bij artikel 24) of bij een herstemming is beperkt.

Zevende lid

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Als de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 22 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 27 en 28 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Wel is de mogelijkheid opgenomen dat de raad de volgorde omdraait. In bijzondere gevallen kan het zijn dat het al dan niet aannemen van een motie voor een raadslid bepalend is voor zijn standpunt over het onderliggende voorstel. In dat geval kan de raad besluiten eerst over de motie te stemmen.

 

Artikel 23 Stemming over personen

Artikel 31 eerste lid van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een niet behoorlijk ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

 

Artikel 24 Verslag en besluitenlijst

Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet).

Andere vormen van verslaglegging dan een schriftelijk verslag zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld een geluidsopname van de raadsvergadering, met een overzicht van de sprekers en de onderwerpen.

De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om het verslag op te stellen en dit, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen en om voorstellen tot wijziging van het verslag in ontvangst te nemen. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State).

Onder “het woord voeren” wordt in het derde lid niet begrepen het gebruik maken van het spreekrecht volgens artikel 15. Insprekers krijgen geen schriftelijk conceptverslag toegestuurd omdat daarin alleen het onderwerp van hun bijdrage wordt vermeld. Zij worden vooraf gewezen op het openbare audioverslag.

 

Paragraaf 4 Rechten van raadsleden

 

Artikel 25 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een

voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze.

 

Artikel 26 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 23.

 

Artikel 27 Moties

Een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Over een motie wordt een apart besluit genomen.

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt, in artikel 49. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Als hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

 

Artikel 28 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is in artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend.

De mogelijkheid om zonder drempelsteun een initiatiefvoorstel in te dienen stelt ook kleine fracties en individuele raadsleden in staat actief deel te nemen aan de effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door de raad. Het recht van initiatief betekent niet dat een individueel raadslid kan bepalen dat de raad over een bepaald voorstel een besluit moet nemen. Bij de vaststelling van de raadsagenda is het immers de raad die besluit welke voorstellen daadwerkelijk worden behandeld.

Het vierde lid van artikel 147a Gemeentewet bepaalt dat de raad pas een besluit mag nemen over een initiatiefvoorstel nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Uiteraard moet het college daarvoor een redelijke termijn krijgen.

 

Artikel 29 Interpellatie

Zie ook de toelichting bij artikel 16.

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is ook gebaseerd op artikel 155 van de Gemeentewet. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp het college of de burgemeester ter verantwoording te roepen.

Omdat de interpellatie een zwaarder instrument is, is drempelsteun nodig.

De raad kan zelf bepalen welke steun vereist is voor het houden van een interpellatie. In de Tweede Kamer volstaat de ondersteuning door ten minste een vijfde van de leden. De modelverordening van de VNG stelt ondersteuning door een meerderheid van de raad als eis. In dit reglement van orde is aangesloten bij de werkwijze in de Tweede Kamer.

 

Artikel 30 Schriftelijke vragen

Zie ook de toelichting bij artikel 16.

Schriftelijke vragen hebben als doel naast informatie ook de opvattingen van het college of de burgemeester over een bepaalde kwestie te vernemen, voornamelijk vanuit de controlerende rol van de raad. Dit gaat dus verder dan het verkrijgen van feitelijke informatie. Vanwege het politieke karakter, stelt het college de beantwoording van aan hem gerichte vragen formeel vast.

 

Artikel 31 Verantwoording externe vertegenwoordigingen

Leden van de raad, die door de raad zijn aangewezen als lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling of andere organisatie, verrichten aldaar hun taak als vertegenwoordiger van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

 

Paragraaf 5 Toehoorders en media

 

Artikel 32 Toehoorders en media

De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven aangevuld door artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de raadsvergaderingen in principe openbaar zijn, kunnen onder andere radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden worden met de

privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

 

Paragraaf 6: Geheimhouding en besloten raadsvergadering

 

Artikel 34 Opleggen geheimhouding

De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen op informatie. Voor de lezer/ontvanger moet het vervolgens wel duidelijk zijn dat het geheime informatie is. Daarom moet dit duidelijk op de informatie gemeld worden.

 

Artikel 35 Nadere regels over delen van geheime informatie

Als de gemeenteraad spreekt over onderwerpen waar informatie bij hoort die geheimhouding is dan wordt deze via het besloten raads- en informatiesysteem met de raadsleden gedeeld. Het college kan niet meer geheime informatie delen met een deel van de raad. De hele raad heeft recht op dezelfde geheime informatie.

 

Als de raad geheime informatie ontvangt van het college, de burgemeester of de raadscommissie dan kan volgens artikel 88, lid 6 van de wet, alleen de raad, daarna deze informatie nog delen met andere personen of instantietjes. Het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd en de informatie met de raad heeft gedeeld mag dat niet meer. De raad mag hier van de wet wel nadere regels over opstellen. Artikel 36, lid 5, van dit reglement geeft het college de mogelijkheid om geheime informatie te delen als zij dat nodig vinden voor het dagelijkse bestuur van de gemeente. Dit is een hele ruime bevoegdheid om knellende situaties te voorkomen. Het college laat de raad wel weten wanneer het college van deze mogelijkheid gebruik maakt.

 

Artikel 36 Opheffen geheimhouding van geheimhouding

Als het college, de burgemeester of de raadscommissie informatie waar geheimhouding op rust deelt met de raad, dan mag alleen de raad de geheimhouding hierop opheffen. Voordat de raad hierover een besluit neemt moet de raad van de wet hierover eerst overleg voeren met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.

 

Artikel 37 Besloten vergaderingen

De raad vergadert besloten wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

Als de raad besloten vergadert zijn het verslag en alles wat besproken is geheim. De raad kan deze geheimhouding wel opheffen.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

 

Artikel 38 Uitleg reglement en artikel 39 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Ga naar het begin